Geschiedenis

 

Burgerslachtoffers in WOI en WOII

 

Inhoud:
Inleiding--------------------------------------------------------------------------blz. 2

Beantwoording van de hoofd/deelvragen------------------------------------blz. 3,4,5

Conclusie-------------------------------------------------------------------------blz. 5

Bronnenlijst----------------------------------------------------------------------blz. 5

Waarom heb ik voor Burgerslachtoffers gekozen?
Ik vind dit het meest interessante. Ik denk dat ik zo een goed overzicht krijg van hoeveel mensen de oorlogen niet overleefd hadden. Zo kom ik te weten welke groepen dat waren, op welke plaatsen gebombardeerd werd en waarom er zoveel slachtoffers waren. Ik weet er op dit moment niet echt veel van. (Alleen verzet en Jodenvervolging). Ik heb nog niet veel over bombardementen en hongersnood geleerd.

Ik stel de volgende hoofdvraag:
Hoeveel, en waarom zoveel, burgers kwamen er om in de Wereldoorlogen?

Deze hoofdvraag heb ik weer verdeeld in een aantal deelvragen:
- Welke groepen burgerslachtoffers kan ik onderscheiden?

- In welke gebieden (van Nederland) was het aantal burgerslachtoffers het grootst, en waarom?

- Waarom werden juist de Joden in concentratiekampen vermoord?

Ik heb deze hoofdvraag gesteld omdat ik dit graag wil weten. Ik weet na al die jaren nog steeds niet hoeveel mensen gedood waren. Ik weet wel dat het er verschrikkelijk veel zijn en dat de WOII nog bloediger was dan de WOI.

Deelvraag 1 staat eigenlijk al op het opdrachtenblad, maar ik wil graag uitleggen waarom die groepen en hoe ze werden gedood.



Deelvraag 2 heb ik gesteld omdat dat interessant is. Als ik weet waar er gebombardeerd is kan ik ook zien dat daar vrij moderne bebouwing is omdat de oude bebouwing weg is.



Deelvraag 3: Deze vraag is heel belangrijk om de Holocaust goed te kunnen begrijpen. Ik weet wel een beetje waarom juist de joden vervolgd werden, maar niet precies.







Slachtoffers van de WOI en WOII

In de wereldoorlogen zijn miljoenen slachtoffers gevallen. De slachtoffers kun je verdelen in de volgende groepen (van doodsoorzaak):



Bombardementen: In de WOI en WOII vonden veel bombardementen plaats. Zowel door de Geallieerden als door de Duitsers uitgevoerd. In WOI staat bekend als de ‘loopgravenoorlog’ en WOII meer om de bombardementen. In de WOII waren ook veel meer bombardementen. In Nederland heeft vooral Rotterdam er last van gehad, de stad werd in 1940 platgegooid. Bombardementen maakten duizenden slachtoffers.



Hongersnoden: In de oorlog was de economie slecht, waardoor er vaak niet genoeg voedsel was. In de winter was het toen ook nog een extra koud, waardoor veel mensen toen het leven lieten. Na D-day was Nederland net niet op tijd bevrijd, waardoor West-Nederland nog een Hongerwinter moest meemaken die duizenden levens kostte.



Kampen: in de WOI waren er niet echt vernietigingkampen. In de WOII wel. Hitler had groepen gemaakt van mensen die vermoord zouden worden in de vernietigingskampen of eerst in een tussenkamp zouden worden gebracht. Die mensen zijn: Joden, homo’s, Jehova Getuigen, zigeuners, verzetsstrijders en politiek tegenstanders. Hitler wilde hierdoor plaatsmaken voor de Ariërs.

In de kampen was het leven slecht en veel mensen overleefden de oorlog ook niet.



Verzet: Tijdens de WOII was er verzet. Verzet is altijd tegen Hitler, en was toen dus ook verboden. Vormen van verzet zijn: wapen smokkelen, illegale kranten verspreiden, onderduikers helpen, protesteren tegen Jodenvervolging, het stelen van persoonsbewijzen/voedselbonnen en al het andere wat tegen Hitler was.



Vluchteling: tijdens de WOI: Tijdens de WOI is een aantal Belgische militairen maar Nederland gevlucht voor het Duitse oorlogsgeweld. Ze vluchtten naar Nederland omdat dat neutraal was. In WOII zijn er meer gevlucht. Al voor de WOII vluchtten duizenden joden uit Duitsland omdat ze bang waren voor de Jodenregels. In 1940 was dat niet meer mogelijk, en wie het toch probeerde werd vaak opgepakt en naar een kamp gebracht.



Met deze informatie kan ik de volgende deelvraag beantwoorden:

Welke groepen burgerslachtoffers kan ik onderscheiden?

Antwoord: Je kunt ze in de volgende groepen onderscheiden:

Bombardementslachtoffers (in Nederland voornamelijk Nederlandse slachtoffers, hongersnoodslachtoffer(ook Nederlanders), concentratiekampslachtoffers( vooral Joden en zigeuners), verzet ( veel Nederlanders) en vluchtelingen (veel Duitse Joden)













Niet overal waren evenveel slachtoffers gevallen. In de WOI vielen minder burgerslachtoffers dan in WOII. Nederland was neutraal dus vielen er weinig tot geen slachtoffers. In Duitsland vielen er wel meer, met name door bombardementen. In de WOI vielen relatief weinig burgerslachtoffers, de doden waren vaak soldaat. In de WOII was Nederland niet neutraal gebleven. De bombardementen vonden voor al in het westen en in Gelderland plaats. De hongerswinter vonden overal wel een beetje plaats, maar in de winter van 1944-1945 werd het westen hard getroffen. De jodenvervolgingen vonden in het hele land plaats.verzet oo en vluchtelingen vooral aan de grens.



Met deze informatie kan ik de tweede deelvraag beantwoorden:

In welke gebieden (van Nederland) was het aantal burgerslachtoffers het grootst, en waarom?

Antwoord:( WOII) In het westen, vooral door de bombardementen, hongersnood en omdat in het westen veel mensen wonen. Ook aan de grens met Duitsland waren veel slachtoffers.





In de WOII werden veel mensen naar concentratiekampen gestuurd. Het waren vooral joden. Door de een of andere manier had Hitler een hekel aan joden gekregen. Er is niet echt duidelijk één oorzaak. De eerste oorzaak is het verlies van WOI. Na die oorlog ging het slecht met Duitsland. In zo’n tijd had men behoefde aan een zondebok, op wie je je woede kon uiten. Hitler zag de Joden als zonde bok. Dat heeft ook nog een rede. In die tijd waren Joden vaak uit op geld en macht. Dit is misschien wel een beetje waar, maar geen rede tot vervolging. De derde rede is dat een Jood niet op een Ariër lijkt. Een jood heeft zwart haar en donkere ogen. Als deze redenen leiden tot Jodenhaat



Hiermee is de laatste deelvraag beantwoord:

Waarom werden juist de Joden in concentratiekampen vermoord?

Antwoord: Er waren verschillende redenen, maar de voornaamste zijn: Het zijn geen ariërs, zijn op geld uit en men had behoefte aan een zondebok.



Beantwoording hoofdvraag:

In de eerste wereldoorlog zijn weinig burgerslachtoffers gevallen, want de strijd vond alleen plaats aan het front, waar in totaal 8,5 miljoen soldaten de dood troffen. In de tweede wereldoorlog zijn er veel meer slachtoffers. Het is vaak niet te achterhalen hoeveel het er precies waren, want het werd vaak niet geregistreerd. Wel zijn er uit Nederland zo’n 150.000 joden en anderen weggevoerd, er zijn duizenden doden door bombardementen en duizenden doden door Hongerwinters en honderden doden als vluchteling. Ook vonden veel verzetsstrijders de dood, door verraad.



Antwoord op de hoofdvraag:

Hoeveel, en waarom zoveel, burgers kwamen er om in de Wereldoorlogen?

In de WOI kwamen relatief weinig burgers om, omdat de oorlog zich voornamelijk bij de loopgraven afspeelde. De slachtoffers waren dus vooral soldaten. Door Nederland neutraliteit zijn in Nederland tijdens de WOI geen burgers gedood. In WOII was dat anders. Deze gegevens gelden voor de hele wereld. Door bombardementen, verzet, honger, kampen en vluchtelingen was het aantal slachtoffers gigantisch groot. Vooral de kampen maakten veel slachtoffers. Helaas is het lastig om te zeggen hoeveel mensen de kampen niet overleefd hebben, omdat dat niet goed bijgehouden werd. Het zijn alleen schattingen. Geschat wordt dat ongeveer 5,7 miljoen vermoord zijn in totaal. Door bombardementen en verzet hebben ook duizenden slachtoffers gemaakt.





Dit maakt het totale aantal burgerslachtoffers over de hele wereld 41,4 miljoen, waaronder 20 miljoen door ziekte, 25 miljoen militaire slachtoffers



Nederland had tijdens WOII 8,8 miljoen, 8000 militaire slachtoffers, 90.000 burgerslachtoffers en 110.000 joden door concentratiekampen. Dat maakt het totale aantal burgerslachtoffers ongeveer 200.000.



In totaal hebben 72 miljoen mensen de WOII niet overleefd en in WOI 35 miljoen



Conclusie: Ik wist niet dat er zoveel mensen gedood waren over de hele wereld. Het was wel een lastige hoofdvraag om op te zoeken, maar het is toch gelukt. Soms zijn die statistieken niet te vertrouwen, maar het zelf nazoeken is ook onmogelijk.









Bronnenlijst:

http://www.go2war2.nl/artikel/1226/24

http://www.wereldoorlog1418.nl/vluchtelingen/index.htm

 

__________________________________________________

prehistorie

 

Het vee bracht dodelijke ziektes mee. Aziaten en Europeanen werden daar op een gegeven moment immuun tegen, maar de ziektekiemen bleven dodelijk voor mensen die er nooit eerder mee in aanraking waren gekomen. Diamond verklaarde de mondiale ongelijkheid dus uit geografische, fysiologische en klimatologische verschillen

Hoofdstuk 1 De tijd van jagers en boeren.

De Neanderthaler.

Een werklied vindt een schedel. Hij besluit het af te leveren bij Johan Fuhlrott, een leraar die op een lokale school geïnteresseerd was in dit soort rariteiten. Hij dacht meteen dat het om de restanten van een mens ging.

De schedel had een laag voorhoofd en een grote wenkbrauwboog, de overige botten waren dik en op een vreemde manier gekromd. Hij legde de vondst voor aan Hermann Schaaffhausen, professor in de anatomie aan de Universiteit van Bonn. Hij concludeerde dat het ging om de overblijfselen van een man die in een ver verleden tot een ‘wild en barbaars ras’ behoorde.

Zijn theorie werd verworpen door andere Duitse geleerden. Volgens een van hen wees de vervorming van de botten op richitis in de jeugd, op hoofdletsel op middelbare leeftijd en op chronische gewrichtsontsteking op oudere leeftijd.

Een ander kwam met de theorie dat het de beenderen waren van een Kozak die in 1814, tijdens een veldtocht tegen Napoleon, uit het Russische leger was gedeserteerd. De vergroeide botten zouden een gevolg zijn van het velepaardrijden.

Wat Fuhlrott en Schaaffhausen in werkelijkheid in handen hadden, waren de fossiele resten van een uitgestorv en mensensoort, die naar de vindplaats in het Roergebied bekend zou worden als de neanderthaler. Maar het kwam nog niet in hun op dat er voor hun mensheid andere mensensoorten hadden geleefd (voor de 19e eeuw).

De wetenschappelijke geesten kwamen er pas op na de publicatie van On the Origin of Specles van Charles Darwin in 1859. Dit boek bracht een revolutie teweeg in het denken over de oorsprong van de aarde en de ontwikkeling van mensen en dieren. Darwin opperde de theorie dat al het elven op aarde door natuurlijke selectie was geëvolueerd uit vroeger leven. Maar hij durfde in dit boek nog niet expliciet te beweren dat dit ook gold voor de mens.

Dat deed de Britse arts en bioloog Thomas Huxley een paar jaar later wel. In zijn boek Evidence on Man’s place in Nature probeerde hij te bewijzen dat ook de mens een product was van ecolutie. Toen er vervolgens steeds meer resten werden gevonden van mensen die leken op de neanderthaler van Fuhlrott, begonnen meer wetenschappers te beseffen dat dat niet de resten waren van een misvormd mens, maar van een uitgestorven mensensoort.

Wetenschappers nemen nu aan dat de mens zich zoo;n 6 miljoen jaar geleden in Afrika afsplitste van de chimpansee. In de loop van miljoenen jaren evolueerde deze aapachtige tot de homoheidelbergensis, die tussen 600 000 en 200 000 v.C. ontstond. Dit was de laatste gemeenschappelijke voorouder van de Neanderthaler en de moderne mens. De Neanderthaler stierf uit, de moderne mens ontwikkelde zich verderm niet alleen op biologisch maar ook op cultureel vlak. Naarmate de herseninhoud groter werd en de motoriek verfijnder, waren mensen in staat ingewikkelder werktuigen en gebruiksvoorwerpen te maken. Vanaf 30 000 v.C. gingen ze ook afbeeldingen maken naar de werkelijkheid. Mogelijk hadden deze beeldjes te maken met een vruchtbaarheidsritueel en dat wijst erop dat mensen een vorm van godsdienst hadden gekregen. Deze zogeheten Venusbeeldjes zijn in een zeer groot gebied teruggevonden.


De wereld in de tijd van jagers en boeren
Het tijdvak
De geschiedenis van de mensheid wordt verdeeld in 5 periodes: prehistorie, oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd. De oudste historische periode duurde tot 3000 v.C. en wordt prehistorie genoemd, omdat uit die tijd nog geen geschreven documenten bestaan.

De wereld
De wereld was in de prehistorie zeer dun bevolkt. Aan het eind van de prehistorie woonden er ongeveer 14 miljoen mensen, Uit sporen is bekend dat de mensheid is ontstaan in Afrika. Vanaf omstreeks 100 000 v.C. verspreidden mensen zich over de andere werelddelen, die toen door de lagere zeespiegel beter bereikbaar waren. Omstreeks 35 000 v.C. ontstond homo sapiens, de moderne denkende mens, met vrijwel dezelfde lichaamskenmerken als de hedendaagse mens.

Door temperatuursdalingen ontstond in de prehistorie een aantal ijstijden, waarin het zeeniveau daalde en landijs zich verspreidde vanuit de polen en gebergten.

Mensen leefden van ousher in een samenleving van jagers-verzamelaars. Hun middelen van bestaan waren voedsel verzamelen.

Ze gingen graan verbouwen en geiten, schapen, varkens en runderen houden. Niet langer trokken ze rond, maar ze leefden op een vaste plaats. Vanuit het Midden-Oosten raakte deze sedentaire leefwijze met akkerbouw en veeteelt verspreid over Europa.


1.1 Het leven van jager-verzamelaars
Jagen en verzamelen
Uit fossielen, afval, voetafdrukken, potscherven en grotschilderingen, uit brokstukken die soms gedetailleerde info geven, maar vaker slechts een vermoeden doen rijzen, kunnen we ons een beeld vormen van het leven van de prehistorie van de mens.

Ze leefden in een samenleving van jager-verzamelaars, de mannen vinden vis, jaagden op herten, kleine zoogdieren en vogels. De vrouwen verzamelden eetbare paddestoelen, bessen en knollen en zorgden voor de kinderen. Ze woonden in groepen van 10 tot 25 personen in tenten of eenvoudige hutten in tijdelijke kampementen.

Zolang er voedsel te vinden was, bleven ze op 1 plek. Om te kunnen overleven, moeten de jager-verzamelaars veel kennis hebben gehad van de natuur. Door ervaringen, die van generatie op generatie werd doorgegeven, wisten ze op welke plek, in welk seizoen het meeste voedsel te vinden was. Ze wisten welke vruchten en noten eetbaar waren en wanneer ze geplukt konden worden.

Werktuigen en magie
De jager-verzamelaars waren instaat allerlei werktuigen te maken. De botten en het gewei van een edelhert waren grondstoffen voor werktuigen als priemen en bijlen. Van vezels van brandnetels en moerasplanten werden touw, fuiken en manden gemaakt.

Met eenvoudige middelen sneden ze kleine beeldjes uit bot of ivoor en beschilderden ze de wanden van grotten.


1.2 Het ontstaan van de landbouw
Brood en melk
De landbouwrevolutie begon in de vruchtbare halvemaan. Dat is het gebied dat zich uitstrekt van het Nijldal, over Israël, Libanon, Jordanië, Syrië en Irak. Granen als gerst en tarwe groeiden hier in het wild en werden verzameld door nomaden. Met de kennis die de bewoners opdeden over deze planten, gingen ze rond 10 000 v.C. de zaden zelf planten.

In het begin waren de oogsten waarschijnlijk niet groot en zolang dat het geval was, waren agrarische producten een aanvulling op het verzamelde en gejaagde voedsel. Maar ze werden steeds succesvoller.

Op een gegeven moment gingen ze ook runderen, geiten en schapen die in het wild liepen, temmen, en zo ontstond naast de akkerbouw veeteelt. Ze waren niet meer afhankelijk van wat ze vonden, maar brachten de natuurlijk omgeving in cultuur en kregen er zo meer greep op.

Uitvinders
De leefwijze in een landbouwsamenleving verschilde hemelsbreed van die van de jager-verzamelaars. De boeren woonden in permanente nederzettingen bij hun akkers en hun dagindeling werd bepaald door het werk op het land en de verzorging van het vee.

Boeren in het Midden-Oosten vonden het wiel en de ploeg uit. Ze kwamen er ook achter dat je klei kon bakken. Zo konden ze potten van aardewerk maken, waarin ze voorraden konden bewaren.

Zeer belangrijk was de uitvinding van het brons rond 3500 v.C. De prehistorische mensen moesten er eerst achter komen dat metaal bij zeer hoge temperaturen gesmolten kan worden. Ze moesten uitvinden dat door de toevoeging van tin en koper een nieuw, veel harder metaal ontstond, namelijk brons. Maar daarvoor was het weer eerst nodig dat ze ontdekten hoe ze tin konden winnen uit de steen waarin het metaal zat.

Ook het ontstaan van het schrift, ongeveer 3000 jaar v.C., hing samen met de landbouw. Op kleitabletten werden met eenvoudige tekentjes de graanvoorraden bijgehouden. Uit dit beeldschrift ontwikkelde zich later het spijkerschrift. Met de uitvinding van het schrift eindigde de prehistorie.


1.3 De eerste steden
Stedelijke beschaving
Ieder jaar traden de Tigris en de Eufraat buiten hun oevers door het vele smeltwater dat ze meevoerden vanuit de bergen in het noorden. Het land langs de rivieren werd dan bedekt met een laag vruchtbare slib.

De boeren haalden steeds grotere oogsten binnen en gingen meer produceren dan ze voor de eigen consumptie nodig hadden. Dit had 2 gevolgen:
- Een deel van de dorpsbewoners kon worden vrijgesteld van de landbouw. Sommigen specialiseerden zich in het maken van gereedschap, kleding of aardewerk.
- Anderen gingen handel drijven: ze ruilden landbouwoverschotten en nijverheidsprpducten met mensen in andere dorpen.

In de landbouwsamenleving ontstonden zo sociale verschillen. Door de toename van de landbouwproductie konden bovendien steeds meer mensen in een betrekkelijk klein gebied wonen. Sommige dorpen veranderden hierdoor langzaam in steden. Nu zouden het dorpen noemen, maar toen waren het steden.

Stonehenge
Reuzenstenen
Met moderne dateringsmethoden is vast komen te staan dat Stonehenge ver voor de komst van de Kelten en de Romeinen werd gebouwd. Het oudste deel van het moment is een enorme cirkelvormige greppel met een hoge wal eromheen. Deze werd rond 3000 v.C. gegraven. Later kwam hierin een cirkel van dertig reusachtige ‘sarsenstenen’ te staan. Het verplaatsen en rechtop zetten van deze moet een geweldige krachtinspanning hebben gekost. Ze wogen 25 ton per stuk. Op de rechtop staande sarsenstenen lagen drie meter lange dekstenen. In de cirkel stonden, in hoefijzervorm, vijf poorten met dezelfde sarsenstenen, die nog vele malen zwaarder waren. In het moment werd ten slotte tachtig bluestones geplaatst. Deze stenen kwamen uit het Prescelligebergte in Wales, op maat liefst 350 km afstand van Stongehenge.

Sterrenwacht
Waarschijnlijk bouwden drie verschillende volken over een periode van meer dan duizend jaar aan Stonehenge. Mensen van de Beaker culture bouwden waarschijnlijk na 2500 v.C. de kring en het hoefijzer van sarsenstenen. De Beaker culture komt overeen met de klokbekercultuur die tussen 2600 en 2000 v.C. wijdverbreid was in Europa. Van Portugal tot Noord-Duitsland zijn aardewerken potten in de vorm van een omgekeerde klok teruggevonden.

On the Origin of Species
Verschillende vinken
Darwin studeerde eerst medicijnen en daarna theologie, maar geen van beide studies kon hem erg boeien. In zijn vrije tijd trok hij erop uit om kevers te verzamelen en het gedrag van vogels te bestuderen. De enige vakken die hij met enthousiasme volgde waren plantkunde en geologie. Toen hij de mogelijkheid kreeg als natuuronderzoeker mee te gaan op het Britse expeditieschip HMS Beagle, greep hij die uitnodiging dan ook met beide handen aan. Na 5 jaar bereikte hij de Galapos-eilanden. Hij bestudeerde er de vogels en planten en kwam tot een opmerkelijke ontdekking. Hij constateerde grote verschillen tussen de vinken op de verschillende eilanden. Darwin was er van overtuigd dat de vinken afstamden van één en dezelfde soort. Maar goe was dar dan mogelijk?

Darwins verklaring
Tijdens zijn studie had hij al kennis gemaakt met de evolutietheorie van de zoöloog Jean-Baptiste de Lamarck. Volgens de Lamarck veranderen soorten doordat ze zich aanpassen aan een veranderende omgeving. Darwin kwam met een andere theorie: nakomelingen verschillend altijd iets van hun ouders. Sommige nakomelingen krijgen hierdoor eigenschappen waarmee ze beter kunnen overleven in de strijd om het bestaan. Op een gegeven moment kan de soort zo veranderd zijn, dat een nieuwe soort is ontstaan.

Hoewel Darwin zijn theorie niet kon bewijzen, omdat de ecolutie van soorten nu eenmaal zeer traagf verloopt, bracht hij een radicale verandering teweeg in het denken over de oorsprong en ontwikkeling van mensen en dieren. Er zijn inmiddels veel aanwijzingen dat hij gelijk had.
Mondiale ongelijkheid
Zwaarden en ziektekiemen
In 1532 stond de Spaanse veroveraar Pizarro met een legertje van 168 man in Peru tegenvoerde machtige Incakeizer Atahualpa, die 80 000 krijgers tot zijn beschikking had. Binnen een etmaal was de Incakeizer gevangen genomen en waren 7000 Indianen gedood.

De directe oorzaken waren duidelijk: de Europeanen brachten metalen wapens, paarden en ziektekiemen mee. De Inca’s vochten met houten knotsen en stenen vuistbijlen, paarden hadden ze nog nooit gezien en tegen de Europese infectieziektes hadden ze geen weerstand. Maar waarom hadden de Inca’s geen zwaarden en kanonnen uitgevonden of paarden getemd?

In 1997 probeerde Jared Diamond antwoord te geven op die vragen in het boek Guns, Germs and Steel. Volgens de schrijver waren Europeanen niet slimmer of handiger dan mensen die in westerse ogen nog in het stenen tijdperk leefden. De oorzaak van de mondiale ongelijkheid zoch hij in de prehistorie. Het ontstaan van de landbouw in de Vruchtbare Halvemaan was volgens Diamond cruciaal. Voor dij tijd leefden mensen overal als jager-verzamelaars. Verschil in ontwikkeling ontstond past oen sommige volken landbouwers werden, terwijl andere bleven jagen en verzamelen. In de landbouwsamenleving kwamen specialisten die ambachtelijke producten maakten en belangrijker nog, uitvindingen deden die hun volkeren een voorsprong gaven op andere die niet aan landbouw deden. Ze vonden het brons uit, waarvan veel betere wapens gemaakt konden worden.

Natuurlijke voordelen
Dat de landbouw daar ontstond, heeft volgens Diamond te maken met de natuurlijke voordelen van deze gebieden. Van de 200 000 plantensoorten zijn er maar een paar honderd geschikt voor de landbouw. Juist de gewassen die gemakkelijk te verbouwen zijn en een hoge voedingswaarde hebben kwamen in de Vruchtbare Halvemaan volop in het wild voor. De stap van het verzamelen van deze gewassen naar het verbouwen was daardoor betrekkelijk klein. Ook voor het ontstaan van de veeteelt waren de natuurlijke omstandigheden in de Vruchtbare Halvemaan ideaal.

__________________________________________________


2.1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
Het politieke stelsel van Athene, de democratie, was volstrekt origineel.

De Atheense democratie
Hellas, de Griekse leefwereld was niet één centaal geregeerd rijk. Maar was verdeelt in allerlei kleine stadstaten (poleis).
Een stadstaat is een die meestal bestond uit een stad met het omringende land. Een landbouwstedelijke samenleving is een samenleving waarin de meerderheid op het platteland werkt en de minderheid woont in steden of handelscentra. Alle stadstaten hadden een eigen leger, eigen munten en een onafhankelijk bestuur. Er waren verschillende regeringsvormen:
• Monarchie: Alleenheerschappij, zoals een staat met een koning of keizer.
• Tirannie: Regering door een tiran. Bij de Grieken was dat iemand die zich op onwettige wijze van de regering meester had gemaakt. Veel Tirannen waren aanvankelijk populair en voerden belangrijke hervormingen door. Later kreeg het begrip de betekenis van een heerschappij die zich kenmerkt door geweld, willekeur en wreedheid.
• Aristocratie: Regering van de besten. Meestal kwam dit neer op een regering door rijke en aanzienlijke families. Aristocratie wordt ook wel gelijkgesteld aan adel.
• Oligarchie: Regering door weinigen. Een regering van personen die behoren tot bevoorrechte klassen of standen.
• Democratie: Regering door het volk. Athene staat bekend als de eerste democratie. (507 v.C. gesticht).

In 507 v.C. veroverde Kleistenes met steun van het Atheense volk de Acropolis, en voerde de democratie in. Hij gaf de al bestaande volksvergadering (ekklesia) de hoogste macht. Alle vrije Atheense mannen kregen stemrecht. De ekklesia besliste over wetten, koos de militaire commandant en andere leiders en controleerde de ambtenaren en bestuurders. 
Om een besluit te nemen, moesten 6000 mannen aanwezig zij. Om de kunst van de welsprekendheid te leren, gingen veel burgers in de leer bij een sofist. Een sofist is een rondtrekkende filosoof die zich liet betalen voor zijn lessen ‘in wijsheid’ zij speelden een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de democratie.

Politieke discussies
De grote filosofen zagen weinig goeds in de democratie. Zij voelden meer voor een aristocratie of oligarchie. Die door traditie of persoonlijke kwaliteiten hadden kunnen bewijzen dat ze de staat konden leiden. Socrates en Plato hadden meer respect voor de geordende, stabiele staat: Sparta. Ondanks de kritiek op het democratische systeem werd Athene in de 5e eeuw v.C. het culturele centrum van Hellas.

Wetenschappelijk denken
In de 6e eeuw v.C. gingen mensen in Lonië (West-Turkije) zich verdiepen in wat nu wetenschap: biologie, astronomie, natuurkunde, wiskunde en politicologie worden genoemd. Archimedes en Phytagoras stelden belangrijkste natuurkundige wetten en wiskundige stellingen op. Hippokrates egde de basis voor de medische wetenschap. 

2.2 Het Romeinse imperium
Dat de aanval de beste verdediging is, was een basisgedachte van de Romeinen. Door buurvolkeren te onderwerpen, probeerden ze agressie te voorkomen. Het was een van de hoofdoorzaken van hun ongehoorde expansie.

Van republiek naar keizerrijk
Rome werd volgens de overlevering gesticht in 754 v.C. vanuit hun stadstaat veroverden de Romeinen vanaf de 5e eeuw v.C. Italië. In de 3e eeuw v.C. begon de veroveringen buiten Italië. Ze veroverden Spanje en Portugal. In 146 v.C. veegden ze het machtige Carthago van de aardbodem. In diezelfde tijd veroverden ze Macedonië en Griekenland. Daarna ging het hard in de 1e eeuw v.C. In het oosten werden de Balkan (Turkije, Syrië, Judea, Israël/Palestina) en een deel van Arabië veroverd. In het zuiden Egypte en Noord-Afrika, in het Noorden Gallië (Frankrijk en België) en het alpengebied tot ver in Beieren. Vanaf 43 n.C. Brittannië.

Rome was eeuwenlang een republiek, waarin vooral de aristocratische senaat de dienst uitmaakte. De succesvolste krijgsheer was Julius Caesar, die in 58-52 v.C. Gallië veroverde. In 48 v.C. greep hij de alleenheerschappij. In 27 v.C. stichtte zijn opvolger augustus het keizerrijk. De militaire inspanningen waren na August vooral gericht op de verdediging van de duizenden kilometers lange grenzen (Rijn en Donau in EU) Binnen het imperium.
Imperium is een groot rijk dat onder bevel staat, onder een heerschappij.
In het imperium Romanum heerste Pax romana: welvaart, rust en vrede. 

Alles op zijn Grieks
De Romeinen blonken uit in hardheid, taaiheid en discipline. Ook waren ze uitstekende organisatoren. Het rijk werd geregeerd vanuit Rome. In de provincies regeerden gouverneurs die de belastingen hieven waarmee het reusachtige leger en infrastructuur werd betaald.
De Romeinen haalden vanaf de 2e eeuw v.C. Griekse schrijvers, artsen, beeldhouwers en bouwmeesters naar Rome en bootsten in alles de Grieken na (meubilair, komedies, tempels, beelden en goden). 

Romanisering
De Grieks-Romeinse cultuur verspreidde zich door het hele rijk. Over al waar de Romeinen kwamen, bouwden ze aquaducten, amfitheaters, bruggen en triomfbogen. Op kruispunten van wegen stichtten ze steden met een marktplein (forum), tempels in Griekse stijl en straten in ‘schaakbordpatroon’. Castra, zijn legerplaatsen voor legioensoldaten.

Onderworpen volken mochten hun cultuur en godsdienst handhaven. Vooral het Romeinse leger, waarin mannen uit het hele rijk dienden, bevorderde de romanisering. Als mannen die in het leger zaten terugkeerden naar huis, brachten ze het Latijn en de Romeinse gewoonten en gebruiken.
Romanisering is de beïnvloeding van de volkeren door de Grieks-Romeinse cultuur.

__________________________________________________________________

Napoleon Bonoparte

Napoleons privé-leven

Napoleon Bonaparte is in 1769 geboren in Ajaccio op het eiland Corsica. Corsica hoorde toen napoleon geboren werd nog bij Italië. Zijn ouders behoorde tot de verarmde adel van Corsica. De ouders sloten zich aan bij de franse regering zodat napoleon een studiebeurs kreeg. Met deze beurs ging napoleon naar de militaire school in Brienne, en later naar Parijs. Toen hij deze school verliet was hij tweede luitenant van de Artillerie, en later werd hij bevorderd tot kapitein. Napoleon was vlak voor een veldtocht getrouwd met Josephine en hij verlangde erg naar haar maar, hoeveel brieven Napoleon ook schreef Josephine kwam niet. Ondanks zijn voorspoed tijdens zijn veldtochten was napoleon nog steeds ongelukkig omdat hij haar moest missen. En op een gegeven moment stuurde napoleon haar een brief dat, als ze niet zou komen, hij zijn ontslag zou aanbieden. En toen kwam ze wel. In 1809 scheidt napoleon van
Josephine omdat ze geen kinderen kan krijgen en vraagt Marie-Louise, de dochter van een keizer uit oostenrijk, ten huwelijk. En in 1811 wordt er dan toch een zoon geboren, die later als troonopvolger ging dienen.
Hij is op het eiland st. Hélena gestorven volgens vele door een rattengif.

Napoleon als militair

Napoleon was een goed militair en staatsman. In maart 1796 kreeg napoleon het bevel over het franse leger aan het Italiaanse front. Hij kreeg toen de leiding over 30.000 mannen. Het leger had niet genoeg te eten en hadden ook haast geen kleding, dus hadden ze geen zin om te strijden. Maar napoleon beloofde ze dingen zodat ze weer meer energie kregen. Zo zei hij bijvoorbeeld dat ze eer en rijkdom kregen en daarmee kreeg hij ze wel aan het werk. Bij elke veldtocht had napoleon zich goed op de zaak voorbereid: hij wist of zijn leger sterk of zwak was, hij inspecteerde het terrein, hij zocht uit hoe het met de wegen stond. Het kan niet anders dan dat napoleon een goede militair was, anders kan hij niet bijna heel europa bezetten. Napoleon was slim om bondgenootschappen af te sluiten zodat hij meer steun kon verwachtten
bij het oorlog voeren. Napoleon werd door de regering en het volk als held gezien. Frankrijk wou graag Engeland veroveren en de regering vond dat napoleon daaraan mee moest
helpen. De regering had al plannen klaar liggen voor de verovering maar, Napoleon had een veel beter plan, hij vond dat Egypte moesten veroveren. Dan konden de Engelse kooplieden niet meer naar het oosten via Egypte. Maar de Engelsen deden erg hun best om de Fransen te verslaan en maakte de vloot van frankrijk kapot zo konden de fransen niet meer terug naar frankrijk. Toen het Napoleon het lukte om weer in frankrijk te komen loste hij alle problemen met de Engelse daar op.

Napoleon als bestuurder

Napoleon kwam als bestuurder aan de macht door een staatsgreep, hier durfde de bevolking weinig van te zeggen omdat napoleon goede vrienden was met het leger. Napoleon werd hierbij gesteund door het volk omdat hij tegen de verschillende rechten van de bevolking was, maar voordat hij het leger op zijn handen had, heeft hij eerst veel veldslagen moeten winnen. Toen hij commandant van de kannonen werd mocht hij ook raad aan de Franse regering gaan geven en daarvoor werd hij beloond door een gepromoveerd naar brigadier. Toen hij dat werd mocht hij nog een veldtocht houden. Die hij won en daarvoor werd hij weer beloond met een promotie naar generaal van het franse leger. In 1799 wou napoleon meer macht en maakte zich los van het leger en voerde een staatsgreep uit (hierboven staat de aanleiding) De mensen hoopten dat napoleon de staatszaken beter regelde. Napoleon wou na een tijdje later nog meer macht en riep zich zelf uit tot consul van Frankrijk. Consul was hij met twee mensen dus moest napoleon de macht delen. In 1804 kreeg Napoleon de volledige macht omdat hij zichzelf kroon-
de tot keizer.

Op welke manier zijn de ideeën van de Franse Revolutie terug te vinden in Napoleons activiteiten?

Eerst even de dingen die de Franse Revolutie (FR) als gevolg hadden:
§ De ongelijkheid tussen de eerste en tweede stand ten opzichte van de derde stand, de adel en geestelijkheid hadden allemaal voorrechten en de burgers moesten allemaal diensten en belastingen aan hen geven.
§ De koning had te veel macht in handen en nam daardoor vaak de verkeerde beslissingen.

Napoleon was zeer geliefd bij de burgers omdat ze dachten dat Napoleon het allemaal zou veranderen, dit deed napoleon ook en hij stelde een nieuwe grondwet op: de Code Napoléon
De belangrijke punten van de revolutie kwamen terug in deze wet: iedereen was gelijk voor de wet, iedereen moest hetzelfde gestraft worden, mensen mochten niet zonder rechtspraak gevangen genomen worden. Het kiesrecht was voor de revolutie ook niet goed hier bracht napoleon verandering in door het ‘one man one vote’ in te stellen. Dit betekende dat iedere burger mee kon beslissen. Ook is door de revolutie en napoleon de democratie ontstaan in veel landen.

Napoleon als veroveraar

Napoleon was een goed veroveraar. Hij wilde voornamelijk zijn ideeën over de Franse Revolutie uitdragen aan het buitenland. Hij was aardig voor de inwoners van het land dat hij had veroverd. Er waren zelfs gebieden die hun eigen bestuur mochten houden. Maar dan wel onder gezag van Napoleon zelf. Dat waren Zwitserland, gebieden van Duitsland en Polen. Weer andere gebieden lijfde hij in bij Frankrijk. Dat waren Nederland het andere deel van Duitsland het noordwesten + het gedeelte waar de paus zat van Italie, Kroatië wat toen nog bij Oostenrijk hoorde. Andere delen kwamen onder leiding te staan van Napoleons broers of zussen die hij daar dan benoemde tot Koning of Koningin. Oostenrijk en Pruisen werden bondgenoten van Napoleons grote machtige rijk. Ook veranderde Napoleon de wetgeving in de veroverde landen. Daardoor werd een groot deel van de bevolking beter behandeld. De wetgeving van Napoleon heette Code Napoléon.
Dat letterlijk vertaald de wetgeving van Napoleon betekent. De bevolkingsgroep die door de Code Napoléon beter behandeld werd was de derde stand. Één belangrijk punt uit de wetgeving van Napoleon die daar opslaat is: “Iedereen wasgelijk en als je meer dingen bezat of van Adel was mocht je niet voorgetrokken worden.” Daardoor was de derde stand een stuk “vrijer”geworden.

Beeldvorming van Napoleon (toen)

Napoleon liet zich altijd op zijn mooist zien aan zijn volk. Hij probeerde ten alle tijden zoveel mogelijk macht uit te stralen.

Dat blijkt wel uit dat hij de macht greep en zichzelf uitriep tot eerste consul dat wil zeggen dat je dan leider van een land wordt. Toen Napoleon eerste consul werd kreeg hij al meteen allemaal schulden. Door een loterij op te stichten en te lenen was dat opgelost. Toen hij de macht over Frankrijk had ging hij het “reorganiseren”. Hij maakte van Frankrijk een centrale staat in Europa. Zo kon hij het veel beter besturen. Zo straalde Napoleon veel macht uit en keek het volk tegen hem op.

Beeldvorming van Napoleon (later)

Toen Napoleon net aan de macht was gekomen in Frankrijk wou iedereen dat Napoleon ook in hun land zou komen regeren. Maar dat ging al snel over toen Napoleon zijn familieleden liet regeren over het veroverde land of gebied. Zonder dat zij enig verstand hadden van besturen. Het enige waar men later nog positief over dacht na Napoleon in hun land te hebben gehad was code napoléon. Tegenwoordig wordt Napoleon op twee manieren uitgebeeld en wel als held en schurk. Er zijn mensen die hem een held vinden en vonden en er zijn mensen die hem een schurk vinden en vonden.

Mening

Onze mening is dat Napoleon een held was. Dat kun je wel zien aan het feit dat Napoleons ideeën nog steeds gebruikt worden in de grondwet van ons land. En dat hij van Elba waar hij gevangen was genomen heeft kunnen ontsnappen en weer de macht heeft kunnen pakken.

 __________________________________________________

Anne Frank

Hoofdvraag:
Wie is Anne Frank en haar familie?


Deelvragen:
- Waarom moesten Anne frank en haar familie onderduiken?
- Het Achterhuis als woning en hoe waren de verhoudingen tussen de families?
- Hoe was het dagelijkse leven in de concentratiekampen?
- Wat is de reden dat de Joden zo erg gehaat werden?



Wie is Anne Frank, en haar familie?
Anne Frank is een meisje dat geboren is op 12 juni 1929 in Frankfurt Am Main.

Anne Frank heeft ook een zus ‘Margot’.

De ouders van Margot en Anne zijn; Otto Frank en Edith Frank-Holländer.

Otto Frank en Edith Holländer trouwden op 12 mei 1925 in Aken. Na hun huwelijksreis naar Italië kwamen Otto en Edith in Frankfurt Am Main te wonen.

De familie Frank zijn Joods en Duits. Al eeuwenlang woonden de Families Frank en Holländer in Duitsland.

Anne Frank heeft een dagboek bijgehouden dat ze had gekregen op haar 13e verjaardag. Anne heeft geen vriendin met wie zij over alles kan praten, en schrijft daarom in haar dagboek uitgebreide brieven aan een verzonnen vriendin: Kitty. In het dagboek staat wat Anne allemaal heeft meegemaakt voor en tijdens de oorlog. Al snel schrijft Anne Frank lange brieven aan Kitty. Tijdens het onderduiken wordt haar dagboek steeds belangrijker.

De laatste keer dat Anne in het dagboek heeft geschreven is op 1 augustus 1944.


Otto Frank;
werkte in de bank van zijn familie.

Door de andere onderduikers wordt hij Pim genoemd. Hij is zorgzaam en ondernemend. In Amsterdam begint hij verschillende bedrijven, maar deze moet hij opgeven omdat hij als Jood gevaar loopt. Tijdens het onderduiken helpt hij Anne bij het studeren.


Edith Frank- Holländer;

over de moeder van Anne is niet veel bekend. Anne kan niet goed met haar opschieten en heeft het idee dat haar moeder Margot voortrekt.


Margot Frank;
is de oudere zus van Anne. Anne werd vaak vergeleken met haar zus, vooral als ze iets fout deed. Margot is altijd de verstandigste geweest in de ogen van haar ouders, daar heeft Anne het soms best moeilijk mee gehad.


Anne Frank;

heeft grote plannen voor haar toekomst. Ze was zeer ambitieus en ze wilde schrijfster en journaliste worden. Op 1 augustus 1944 schrijft ze echter haar laatste tekst, niet lang daarna gaat ze haar dood tegemoet in concentratiekampen.



Waarom moesten Anne Frank en haar familie onderduiken?

Anne Frank en haar familie zijn Joods. In Duitsland is dat niet zo handig, omdat de Joden overal de schuld van kregen en op alle manieren werd dat ook duidelijk gemaakt. In de bioscoop, kranten, radio, overal werd geschreeuwd hoe slecht Joden waren. Heel veel Duitsers begonnen dat te geloven, zo konden de Duitsers toch iemand de schuld geven.

In 1929 is er een crisisjaar in Duitsland. Veel bedrijven gingen failliet. Ook het bedrijf van de familie Frank zal failliet gaan in 1934.

Vanaf 1932 liepen er soldaten van de SD (veiligheidsdienst) door de straten en zongen liedjes zoals “Als het Jodenbloed van het mes afspat”. Toen werd het echt tijd om te vluchten. De familie Frank besloot om naar Nederland te verhuizen. De bank werd overgenomen door de oom van Anne Frank.

10 maart 1933. In Januari was Adolf Hitler aan de macht gekomen. Er veranderde veel in de loop der jaren, voor de familie Frank maar ook voor veel andere Joden.

Na de zomervakantie van 1941 kregen Joodse kinderen te horen dat ze niet meer naar de school mochten waar ze naar toe wilden. Joden moesten voortaan naar Joodse scholen, en er werd les gegeven door Joodse leerkrachten. Anne en Margot gingen naar het Joods lyceum.

Ook moesten Joden voortaan een Jodenster dragen, hun fietsen afgeven,

mochten niet meer in de tram, niet in een auto, zelfs niet in hun eigen auto!

Joden mochten alleen naar een Joodse kapper, alleen boodschappen doen van 15:00 tot 17:00. Joden mochten van 20:00 ’s avonds tot 6:00 ’s ochtends niet op straat komen. En zo waren er nog veel meer regels.

In juni 1942 werden de eerste oproepen verstuurd naar Joden, om te werken in kampen als Westerbork. Ook Margot kreeg een oproep.

Dat was de druppel voor de familie Frank. Otto Frank besloot met zijn familie onder te duiken in zijn kantoor Prinsen- gracht 263. Het Achterhuis genoemd. Miep Gies regelde dat het Achterhuis bewoonbaar werd.



Het Achterhuis als woning en hoe waren de verhoudingen tussen de families?
De familie Frank dook onder in het achterhuis. Het kantoor van Otto Frank. De familie Frank zat daar van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944.

Samen met de familie van Daan (ook wel Pels genoemd) ; Herman, Auguste en hun zoon Peter. Later kwam Fritz Pfeffer er ook bij, een Joodse tandarts.

Je kon naar de families toe, door een boekenkast weg te draaien.

Het was heel moeilijk leven in het Achterhuis. Je kon niet normaal naar de wc gaan, want als de mensen die in het kantoor werkten dat hoorden, was je er gelijk bij! Overdag moesten ze de schoenen uit, omdat je dat dan ook beneden hoorde.

Otto Frank heeft zijn kinderen zelf les gegeven met boeken die ze van de helpers Miep Gies, Beb Voskuijl, Victor Kugler of Johannes Kleiman hadden gekregen. Zo leerden de kinderen toch nog iets.

Niemand kon twee jaar lang naar buiten. Ze konden alleen af en toe uit het raam kijken naar een stukje natuur, vogels en lucht en de kastanjeboom waarover Anne weleens in haar dagboek heeft verteld. Verder moesten ze vaak ook de gordijnen dichthouden om niet gezien te worden.



De verhoudingen:

Anne moest een kamer delen met Fritz Pfeffer, hoewel ze hem helemaal niet aardig vond. Menneer Pfeffer had alleen maar kritiek op Anne.

In deze tijd had Anne vaak ruzie met haar moeder en mevrouw van Daan. De enige met wie Anne kon praten was haar vader en Peter de zoon van Herman & Auguste. Anne vond Peter eerst een hele saaie jongen, maar later werd ze toch verliefd op hem. Ze werd door de andere onderduikers gezien als een vervelend kind dat zich niet kon gedragen. Anne kon ook niet goed met de andere onderduikers overweg.



Hoe was het dagelijkse leven in de concentratiekampen?
Slecht en te weinig eten, werken tot de dood erop volgde, besmettelijke ziekten en totale uitputting. Eindeloze appèls, martelingen, executies. Alleen de allersterksten hebben het volgehouden. Het dagelijkse leven in het concentratiekamp verliep volgens vaste regels.


Westerbork:
Na meer dan twee jaar werden de onderduikers verraden, hun onderduikadres werd ontdekt. De families werden door de Grüne Politzei en de Nederlandse politieagenten gearresteerd. De families werden via kamp Westerbork naar het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau afgevoerd, en een maand later overgebracht naar Bergen-Belsen. Het is niet bekend wie Anne Frank en haar familie heeft verraden.

Op sommige dagen werden wel meer dan 2000 mensen naar Westerbork gestuurd. Westerbork was opgezet door de Nederlanders om aan het begin van de oorlog de vele vluchtelingen op te vangen. Later werd dit kamp overgenomen door de nazi’s. Het kamp werd als een doorgangskamp gebruikt om de gevangenen naar concentratiekampen zoals Bergen-Belsen en Auschwitz te vervoeren.

In Westerbork werden de families als nieuwkomers geregistreerd. Ze moesten blauwe overalls dragen, omdat ze waren ondergedoken.

Ze werden ‘criminele Joden’ genoemd door de nazi’s. De haren van de mannen werden afgeschoren en die van de vrouwen kortgeknipt. Het eten bestond uit

1 appel ’s ochtends, 1 stuk oud brood en een paar lepels waterige soep ’s middags. Iedereen moest ’s vanaf ´s ochtends 5 uur werken, wat meestal bestond uit het

uit elkaar halen van batterijen wat zeer schadelijk is.

Op 2 september werden lijsten met namen voorgelezen. De gevangenen van wie de naam werd genoemd, moesten de volgende dag met de laatste trein mee, die naar de concentratiekampen zou rijden.

De familie Frank, Pels en pfeffer waren erbij

De volgende ochtend om zeven uur vertrok de trein. In overvolle, slechte wagons, reed de trein drie dagen en stopte in Auschwitz, het meest gevreesde kamp van allemaal.


Auschwitz:
In 1941 werd in Auschwitz geëxperimenteerd met technieken voor massamoord. Het goedkoopst bleek het gas Zyklon B, dat eigenlijk ontwikkeld was voor de bestrijding van ongedierte. Als mensen gingen douchen, kwam er echt gas uit de douche en stierven de mensen. In 1942 begon de aanleg van Auschwitz-Birkenau, een gebied met barakken, gaskamers en crematoria. Hier werden hier bijna twee miljoen mensen vermoord!

Één maal aangekomen in Auschwitz, waren er hoge schijnwerpers en overal rennende kapo’s (gevangen mannen met leidinggevende taken die gedwongen werden het vuile werk op te knappen) Zij schreeuwden dat de mensen snel de trein uit moesten komen of ze trokken zelfs de mensen er uit. Ook koffers werden door kapo’s uit de trein gehaald en aan de andere kant van het perron opgestapeld.

De lijken van de mensen, die tijdens de reis waren overleden, werden ernaast gegooid.

De vrouwen en de mannen moesten gescheiden staan. Zo werden ze naar de kampen gebracht. Voor zieken en kinderen stonden vrachtwagens klaar met rode kruizen erop geschilderd. Niemand heeft deze mensen ooit nog gezien.

Waarschijnlijk zijn ze meteen naar de gaskamers gebracht.

De vrouwen moesten zich in een gebouw douchen, waarna hun hoofd- en schaamhaar werd afgeschoren. Ze kregen schoenen en als kleding een grijze zak-achtige jurk. Hierna werd er een brandmerk gezet in de onderarm van de vrouwen. Als ze niet hard genoeg werkten, werden ze door de kapo’s geslagen.

Op 30 oktober vond er weer een selectie plaats. Dit keer om te beslissen wie er naar het concentratiekamp Bergen-Belsen in Duitsland mocht, Wie niet werd toegelaten ging naar de gaskamer. Edith en Rosa werden niet toegelaten. Maar de kampleider vond dat Anne en Margot, ondanks dat ze ziek, kaal en mager waren, wel recht genoeg stonden en werden wel toegelaten.



Wat is de reden dat de Joden zo erg gehaat werden?

Er werd een bevolkingsgroep “gekozen” die de oorzaak zou moeten zijn van alle ellende van Duitsland op dat moment.

Dit kan zijn vanwege:

Economische gronden. Joden bezaten veel macht en waren in het algemeen welgesteld.

De joden werden door andere bevolkingsgroepen gehaat, omdat zij verantwoordelijk zouden zijn voor de dood van Jezus.

Er werd gewoon een zondebok gezocht.

Sommige bevolkingsgroepen zien de joden als een minder ras, anderen weer als een arrogant ras, omdat ze het uitverkoren volk zouden zijn.

Economische gronden:
Veel mensen beweren dat de Joden als een groep te veel rijkdom en macht hebben. Dit wordt het economisch motief van antisemitisme genoemd. Veel andere groepen worden jaloers en dit leidt ook weer tot antisemitisme. Deze vorm van antisemitisme is in de geschiedenis aan de oppervlakte gekomen zonder dat ze het eigenlijk door hadden.

Godmoordenaar:
Christenen hebben heel lang beweerd (en velen beweren het nog steeds) dat de joden, Jezus hebben vermoord of hebben laten vermoorden door de Romeinen. Dit is de reden voor de christenen om de joden te haten.

Zondebok:
De zondebok theorie is meer een oorzaak van het antisemitisme. Zo wordt het Duits antisemitisme verklaard vanaf eind jaren 1930. Hitler vond in de joden een mooie zondebok. Hij zorgde dat joden gehaat werden in de Duitse maatschappij. Dit lukte hem ook! Want een meerderheid van de Duitse bevolking begon de joden te haten.

Uitverkoren volk:

Veel joden zagen zich zelf als het Uitverkoren volk. Dat is voor vele mensen een excuus om de joden te haten. Einde negentiende eeuw beschouwden de joden zich zelf niet als het uitverkorenen volk, maar werden zij desondanks gehaat.

Traditioneel waren Joden anders dan de andere mensen. Ze droegen andere kleding, kenden hele andere wetten (Tora) en spraken soms zelfs een andere taal (Hebreeuws Jiddisch). Je kunt niet goed zeggen of de joden hierom gehaat werden..



Conclusie.

Ik vond het niet erg om dit werkstuk te maken. Het is wel veel werk. Er zit veel opzoek werk in, en natuurlijk de verzorging van het werkstuk.

Ik wist eigenlijk al vrij veel van Anne Frank. Maar ik heb er nu nog meer over gelezen, het is heel interessant, vooral als je over het onderwerp over de concentratie kampen bezig bent. Wat die mensen daar allemaal hebben moeten doorstaan is echt heel erg. Het is ongelooflijk wat die mensen hebben meegemaakt en dat zij ondanks alle problemen en zorgen toch een sociaal leven hebben kunnen opbouwen.



Eigen mening.

Beschrijf wat goed ging en wat niet.
Wat goed ging vond ik het opzoeken van informatie, en alles in elkaar zetten. Er was eigenlijk niet echt iets wat niet goed ging.

Wat heb je van het maken geleerd?
Ik het sectorwerkstuk moest ik de hoofdvragen + deelvragen beantwoorden. Nu moest ik dat nog een keer doen en dan leer je er wel weer van. Hoe vaker je een werkstuk moet maken des te beter het gaat. En met behulp van de deelvragen is het makkelijker om een werkstuk in elkaar te zetten.

Waarop zou je een volgende keer moeten letten?
Geen idee.

Hoe was de samenwerking?
Niet van toepassing, ik heb dit werkstuk alleen gemaakt.



Eventuele bronvermeldingen:

http://www.spreekbeurten.info/frank.html
www.annefrank.nl
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal/31726-jodenhaatantisemitisme-waarom-haten-antisemieten-joden.html
http://www.annefrank.org/content.asp?pid=318&lid=1
http://nl.wikipedia.org/wiki/Anne_Frank
http://huiswerk.leerlingen.com/bekijken.php?id=25080
http://www.scholieren.com/werkstukken/25530
http://www.dachau.nl/het_kamp/leven/content.html
http://www.scholieren.com/werkstukken/10196

___________________________________________________

Geschiedenis

De Grieken
In de 7e eeuw voor Christus kwamen de Grieken naar Zuid-Italië en naar het eiland Sicilië. Op Sicilië is nog wat overgebleven van de Griekse beschaving. In de vorm van oude muren en Corinthische zuilen.

De Etrusken
Toen de Grieken in Zuid-Italië leefden, leefden de Etrusken in het gebied ten noorden van Rome. Waar het volk vandaan kwam is niet bekend, maar we weten wel dat ze wegen bouwden en handel dreven. Er zijn veel bronzen voorwerpen gevonden van de Etrusken.

De Romeinen
Van de 6e eeuw voor Christus tot de 5e eeuw na Christus verspreidde de Romeinse beschaving zich in Italië en in een groot aantal landen van Europa. Voor de Romeinen stond ‘beschaving’ gelijk aan de stad.
In grote delen van Europa vinden we nog restanten van de Romeinen. In Zwammerdam, waar de Romeinen ook hebben gewoond, zijn resten van een boot gevonden.

Italië na het Romeinse Rijk
Na de 5e eeuw na Christus vielen volken uit het noorden Italië binnen. Dit was de tijd van de Volksverhuizing. De volken veroverden het Romeinse Rijk en het hele land viel uiteen in kleine staatjes. De steden Florence, Napels en Rome waren hoofdstad van een eigen land. Dat kun je nu nog zien aan de belangrijke en grote gebouwen die in deze steden staan. Sommige delen van Italië waren in handen van Frankrijk, Oostenrijk of Spanje. Dit duurde tot het einde van de 19e eeuw. Toen kwamen de Italianen in opstand. Een van de bekendste leiders uit die tijd was Garibaldi. Na een lange strijd ontstond er één groot land: Italië
Alleen San Marino en Vaticaanstad bleven onafhankelijk.
In 1925 greep Mussolini de macht. Hij was een fascist en een alleenheerser. Iedereen moest doen wat hij wilde. Als je dat niet deed, werd je gestraft. In de Tweede Wereldoorlog was hij vóór Adolf Hitler. In 1943 werd hij afgezet. Na de oorlog werd Italië een republiek en dat is nog steeds zo.

Geografische gegevens

Italië (heet in het echt: La Republica Italiana), is een land in het zuiden van Europa. De totale oppervlakte van Italië is 301.323 vierkante kilometer, en het land is meer dan zeven keer zo groot als Nederland. De bevolkingsdichtheid is 191,4 inwoners per vierkante kilometer.
De afstand van Noord naar Zuid is ongeveer 1200 kilometer. Van Oost naar West tussen 54 en 170 kilometer.
In het Noordwesten grenst Italië aan Frankrijk in het noorden aan Zwitserland en Oostenrijk en in het noordoosten aan Slovenië.

De 4 zeeën om Italië heen heten:

· Ligurische zee
· Adriatische zee
· Tyrreense zee
· Ionische zee

Halverwege Rome en Napels ligt de grens tussen het zuiden, ook wel de Mezzogiorno genoemd. De kustlijn ligt om heel Italië heen en is wel 7600 kilometer lang, met daar bij opgeteld de stranden van de 3766 grote en kleine eilanden die bij Italië horen. In Italië liggen nog twee kleine staatjes, San Marino en Vaticaanstad. San Marino is de oudste republiek ter wereld, gesticht in de vierde eeuw. De totale oppervlakte bestaat uit 62 km2 en het aantal inwoners is ongeveer 24.000. Vaticaanstad, van waaruit de rooms-katholieke Kerk bestuurd wordt, heeft een totale oppervlakte van maar 44 hectares. Vaticaanstad is het kleinste staatje ter wereld waar ongeveer 200 mensen permanent wonen en dagelijks zo'n 800 mensen komen werken. De staat heeft zijn eigen rechtssysteem, winkels, bank, munteenheid, postkantoor, radiostation en krant, de "Osservatore Romano".

Rome

De hoofdstad van Italië is Rome. Rome heeft het grootste inwonertal van alle steden in Italië, ongeveer 2.800.000 inwoners. De meeste mensen in Rome die een baan hebben, werken in de dienstensector. 30% van die 2,8 miljoen mensen werkt voor de overheid. Voor de Italianen is toerisme heel belangrijk, want ze verdienen er miljoenen aan. En er is nog een probleem opgelost. Er is veel werk voor de mensen die dicht bij het strand wonen, want je kan daar makkelijk een restaurantje beginnen.

Aantal inwoners tien grootste steden (1998):
Rome: 2.645.408
Milaan: 1.307.785
Napels: 1.020.120
Turijn: 909.717
Palermo: 686.551
Genua: 641.437
Bologna: 382.006
Florence: 376.760
Bari: 331.568
Catania 329.271

Geld

In Italië betaalt men met de euro, eerst betaalde ze met lires. 1 lire was niet veel waard. Als je boodschappen ging doen moest je zeker wel 200.000 lires meenemen. Vroeger was 1000 lire 1 gulden.
Nu is 1 euro 1936,27 lire.

Taal

Het Italiaans is de officiële taal maar in de provincie Bolzano spreekt men Duits (200.000 personen), in enkele dalen van Piemonte en Valle d'Aosta wordt veel Frans gesproken (100.000 personen); in de regio Basilicata, in Zuid-Italië, spreekt een deel van de bevolking zelfs Albanees.
Het Italiaans wordt ook gesproken in het Zwitserse Ticino en in de republiek San Marino. Italiaanse dialecten vindt men verder in Corsica, aan de Côte d'Azur tot en met Nice, in Monaco en zelfs nog in Joegoslavië. Buiten Italië zijn er in Europa ruim 1 miljoen Italiaans-sprekenden en in Afrika en Noord- en Zuid-Amerika samen ruim 10 miljoen.

Landschap

Italië bestaat voor 78% uit heuvels en bergen, waarvan heel veel hoger zijn dan 700 meter. De hoogste top is de Dufourspitze, 4634 meter hoog. Net over de grens met Frankrijk en Zwitserland ligt de hoogste berg van Europa, de Mont Blanc, die is 4807 meter hoog.
Italië bestaat uit 3 landschappen: het Alpengebied, het merendistrict en de stranden.

De Alpen zijn ontstaan in het vroeg-tertiair, ongeveer 60 miljoen jaar geleden. Het Alpengebied omvat heel Noord-Italië met een wijde boog (900 km lang en 150–220 km breed), die begint met de Ligurische Alpen en eindigt bij de Italiaans-Joegoslavische grens. Een aantal wegen door de Alpen maakt het mogelijk om naar Zwitserland te gaan.

Het Apennijns schiereiland, de beroemde "laars" van Italië, heeft als gebergte het Apennijnengebergte, en heeft een lengte van ca. 1000 kilometer. Aan beide kanten van het Apennijnengebergte ligt heuvelland en langs de kust een wat laagland. De Apennijnen zorgen er voor dat Italië niet overstroomt, want door dat gebergte kan het water er niet langs.

Bosbouw

Ongeveer 23% van het Italiaanse landoppervlak is bedekt met bossen, die gebruikt worden voor hout- en brandstofvoorziening. Zestig procent van de Italiaanse bossen bevindt zich in Noord- en Midden-Italië. Veertig procent is te vinden in Zuid-Italië, Sicilië en Sardinië.
Honderden jaren lang werd er op grote schaal ontbost en op dit moment vinden er herbebossingen plaats die de erosie moeten terugdringen. Echte houtregio's zijn Trentino-Alto Adige en Lombardije.

Klimaat

Italië als geheel heeft een Middellandse-Zeeklimaat. 's Zomers is de gemiddelde temperatuur in het zuiden 28°C en 22°C in het noorden.
's Winters blijft de temperatuur in het zuiden en het midden van Italie boven het vriespunt; in Rome is de gemiddelde temperatuur dan 9°C. Per jaar valt er gemiddeld in heel Italië 600 mm neerslag. In berggebieden kan dit oplopen tot boven de 1000 mm per jaar. De meeste regen valt in het voor- en najaar. Toch zijn er een aantal verschillende klimaatgebieden. Zo heeft de Po-vlakte hete zomers met temperaturen die bijna net zo hoog zijn als op Sicilië, maar de winters zijn er koud en vochtig, met veel nevel en mist.
Het merengebied aan de zuidzijde van de Alpen ligt meer beschut en heeft daardoor een zachter klimaat. Het noordelijk deel van de Apennijnen en de hoog gelegen gebieden in Toscane en Umbrië zijn in de winter maandenlang met sneeuw bedekt. Een uitzondering vormt de Italiaanse Rivièra aan de noordwestkust, waar de winter altijd zacht is met een droge tijd in de zomer, maar er valt wel veel regen.
Zuid-Italië heeft zeer droge en hete zomers en dit is dan ook een Middellandse Zeeklimaat in een extremere vorm. Dit deel van het land heeft dan ook meer percentage zonneschijn.
In de Alpen ligt op de hoogste bergen het hele jaar door sneeuw. De grens van de eeuwige sneeuw ligt in Valle d'Aosta op 3108 meter en op 2545 meter aan de oostkant van de Alpen.

Bevolking

Demografische gegevens:
Het geboortecijfer van Italië is laag; in Zuid-Italië zijn de geboortecijfers wel hoger dan in Noord-Italië. De families in Zuid-Italië zijn ook groter dan in Noord-Italië. Het geboortecijfer is heel laag, maar de levensduur héééél hoog. Een Italiaanse vrouw wordt gemiddeld 81,7 jaar oud, de Italiaanse man wordt gemiddeld 74,7 jaar oud. De families zijn niet groot, maar kinderen zijn overal in Italië belangrijk. Het klopt niet dat Italianen grote gezinnen hebben: het gemiddeld aantal kinderen per gezin is maar 1,2. Omdat dat zo laag is, zijn gezinnen met één kind dus geen uitzondering. Dat ene kind wordt meestal ontzettend verwend. Zelfs mensen met weinig geld willen toch het mooiste speelgoed voor hun kinderen kopen.
De jongen wordt heel erg verwend door zijn moeder daarom blijft hij steeds vaker in het ouderlijk huis wonen, de moeder kan haar zoon niet loslaten en de zoon vindt het wel relaxt dat hij zo verwend wordt. Dit komt zo vaak voor, dat de Italianen er een aparte naam aan hebben gegeven: mammismo. Zelfs als een Italiaanse man getrouwd is blijft hij veel contact hebben met zijn moeder. Een op de drie getrouwde Italiaanse mannen gaat iedere dag bij zijn moeder op bezoek en vier van de vijf mannen ziet haar in ieder geval één keer per week.

Geboortegroei: 10,89 geboorten op 1000 inwoners
Zuigelingensterfte: 7,4 dood geborenen op 1000 levend geborenen
Aantal inwoners: 57.679.825 inwoners

Leeftijdsopbouw:
0-14 jaar: 15% (vrouwen 4.352.325; mannen 4.603.083)
15-64 jaar: 68% (vrouwen 19.969.086; mannen 19.874.528)
65+: 17% (vrouwen 5.630.747; mannen 3.832.202)

Bevolkingssamenstelling (1996):
Italianen: 98,8% (allochtonen)
Afrikanen: 0,39% (autochtonen)
Voormalig Joegoslaven: 0,12% (autochtonen)
Overige: 0,69% (autochtonen)

Waar wonen de Italianen
In Lombardije, Campania en Lazio wonen grote delen van de bevolking, dat is wel 35,6. In 1995 woonde 36% van de totale bevolking in het zuiden van Italië.

Volkslied: ‘Fratelli d’Italia’ (‘Broeders van Italië’)

Ontwikkeling bevolking:
1901: 33.778.000
1911: 36.921.000
1921: 37.856.000
1931: 41.043.000
1941: 42.399.000
1951: 47.516.000
1961: 50.624.000
1971: 54.137.000
1981: 56.557.000
1991: 56.778.000
2001: 57.679.825

Cultuur

Toerisme
Italië is na Frankrijk, de Verenigde Staten en Spanje de populairste vakantiebestemming ter wereld. Jaarlijks bezoeken ca. 35 miljoen toeristen Italië. Italië is voor toeristen een land van vooral zon, water en cultuur. De toeristen gaan daarom over het algemeen naar de Adriatische en de Ligurische kust, de grote cultuurcentra Rome, Florence en Venetië en de wintersportplaatsen in Trentino-Alto Adige. Ook de meren in het noorden van Italië zijn zeer aantrekkelijk voor het toerisme.
Bijna de helft van alle toeristen bezoekt de noordoostelijke regio waar o.a. Venetië ligt. Een op de vier toeristen bezoekt de drie grote toeristische steden Rome, Florence en Venetië. Het zuiden trekt ongeveer 20% van alle toeristen.

Eten/drinken:
Spaghetti en pizza zijn twee echte Italiaanse gerechten.
Ook in andere landen worden ze gegeten.
Italiaans eten is erg bekend. Overal in Europa vind je tegenwoordig Italiaanse restaurants. Daar kun je allerlei Italiaanse gerechten eten.
Italianen houden van lekker eten. Aan het eten besteden ze veel aandacht. Het liefst gebruiken ze verse producten om hun maaltijd te bereiden. Iedere streek heeft zijn eigen gerechten.
In het noorden koken de mensen anders dan de mensen in het zuiden.
De pizza komt oorspronkelijk uit Napels. Het is een plak deeg, die bedekt is met groente en vlees. Bijvoorbeeld hamschijfjes, salami.
champignons, ansjovis of tomaat. In ieder geval hoort er pittige kaas bij.
Spaghetti, macaroni, vermicelli en ravioli zijn pasta's. Die zijn er in veel soorten. Je kunt ze kopen in allerlei vormen, maar ook in verschillende kleuren. Pasta wordt gemaakt van meel en water.

Het ontbijt is meestal eenvoudig. Het bestaat uit een kop koffie en een stuk brood. De lunch is de belangrijkste maaltijd, dat doen ze ook heel uitgebreid. Het avondmaal is ook heel eenvoudig. Een maaltijd zou er zo kunnen uitzien: als voorgerecht een pasta, bijvoorbeeld spaghetti. Dan volgt er een vleesgerecht met groente of een salade, vervolgens wat kaas fruit of een ander nagerecht. Tot slot is er een lekker kopje koffie. Bij de lunch hoort ook wijn. Kinderen krijgen een glas water in plaats van wijn. In Italië drinken de mensen veel wijn. De meeste wijn komt uit het land zelf. Op zondagen en op feestdagen gaan veel mensen in een restaurant eten. Op feestdagen worden soms speciale gerechten gegeten.
Op kerstdag is dat paling in tomatensaus. Als de kerstmis is eten de Italianen ook wel eens een uitgebreide maaltijd met kalfsvlees of kalkoen.
Als dessert is er de traditionele Panettone. Dit is het kerstgebak.
Met Pasen is het de gewoonte om een geroosterd lammetje te eten.

Gewoonten:
Oorspronkelijk hielden de Italianen elke middag een lange pauze: de siësta. Dat deden ze omdat het zo verschrikkelijk warm is in Italië. Tegenwoordig houden de meeste mensen geen siësta meer. De toeristen maken dat onmogelijk. Ze willen ook ’s middags een ijsje kopen en dan kan het niet zo zijn dat de winkel dicht is.
Ook een van die gewoontes is het eerder beschreven Mammismo. (zie Bevolking)
Wat de Italianen ook heel erg doen is met hun handen spreken. Mensen die vloeiend Italiaans hebben leren spreken……gebruiken zelfs niet het meest Italiaanse gebaar 'che vuoi?'(wat wil je nou?)
Italianen zijn helemaal gek van voetbal. Italianen verliezen voetbalwedstrijden alsof het oorlogen zijn en oorlogen alsof het voetbalwedstrijden zijn. (Winston Churchill). In de Italiaanse sportkrant
(verschijnt dagelijks, 25 pagina’s alleen Italiaanse “sport”)
“Gazetta della Sport” staan supergrote koppen over de Italiaanse sportevenementen: Italiaanse voetbal-competitie, Giro della Italia (de Italiaanse Tour de France) en andere sporten als ze daar op dat moment goed in zijn. Deze krant is beroemd door zijn roze papier. De nr. 1 in de Giro d’Italia rijd dus ook in het roze.

Godsdienst
Ruim 85% van de bevolking behoort officieel tot de rooms-katholieke Kerk. Vaticaanstad, de “hoofdstad” van de rooms-katholieke kerk, is gelegen “in” Italië.

Er zijn nog 500.000 protestanten en orthodoxen en 35.000 joden. De belangrijkste protestantse kerk is de Waldenzische Kerk (Italiaans: Chiesa Valdese.) Verder is er nog een kleine moslimgemeenschap in het zuiden van Italië en in de grote steden in het noorden. De meeste moslims (300.000) komen oorspronkelijk uit Noord-Afrika.

Industrie
In 1999 werkte 32,6 van de beroepsbevolking in de industriële sector. Italië is na Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië de vierde industriestaat van Europa.
De grootste industrieën zijn als volgt over het land verdeeld:

Landbouw
Slechts 5,5% werkte in 1999 in de landbouw. In 2000 was het nog maar 2,5%. Veel boerenbedrijven zijn erg klein: 75% van de bedrijven heeft een oppervlakte van minder dan 5 hectares. De wijnindustrie en de olijfindustrie zijn erg geschikt in Italië, want het is erg warm en daar groeien olijven en druiven goed. Verder bestaat Italië maar voor 20% uit laagvlakten, op steile hellingen kan niets verbouwd worden. De grote van de agrarische bedrijven verschilt sterk per regio. De Po-vlakte is het vruchtbaarste gebied. Daar wordt ook het meeste verbouwd. Er wordt ook graan verbouwd, dat gebeurt in midden- en Noord-Italië. Andere veel verbouwde gewassen zijn peulvruchten (ook voor de export: Italië is Europa's grootste producent van sojabonen) in geheel Italië, aardappelen: wordt vooral verbouwd in Midden-Italië, tabak in Apulië, hennep rondom Napels en katoen op Sicilië. De teelt van groenten en fruit is over geheel Italië verspreid en de bloementeelt wordt onder meer in Ligurië aangetroffen. Wijnbouw komt in geheel Italië voor en bestaat voor tweederde uit rode en voor eenderde uit witte wijn. De beroemde chianti-wijn komt uit de regio Toscane. Voor deze wijn gebruikt men vier verschillende druivenrassen, die worden gekweekt in de Chianti-bergen.

Visserij
De Italiaanse visserij speelt zich vooral af voor de Adriatische kust. In 1992 werd 355 miljoen kilo vis gevangen en de belangrijkste soorten zijn ansjovis, sardines, tonijn, inktvis en schaaldieren.

Mijnbouw en energievoorziening
Italië is zeer arm aan grondstoffen.Zo ontbreekt steenkool bijna geheel en komt ijzererts in geringe hoeveelheden voor. Lood en zink worden vooral op Sardinië en in de Alpen gevonden. Vroeger was Italië een van de grootste producenten van kwik. Marmer wordt geëxploiteerd bij Carrara.
In Italië wordt ca. 80% van de benodigde energie geïmporteerd uit het buitenland. De binnenlandse aardgasproductie bedroeg in 1994 20,3 miljard m3 en is daarmee net als de binnenlandse aardolieproductie onvoldoende om aan de eigen vraag te voldoen. Aardgas wordt vooral ingevoerd uit Algerije en Rusland en aardolie vanuit het Midden-Oosten. De elektriciteitsproductie is afkomstig van waterkrachtcentrales (vooral in het Alpengebied) en de rest is bijna geheel afkomstig van thermische centrales.

IJzer- en staalindustrie
Machine-industrie is vooral te vinden in het noorden
Turijn: auto’s (met name Fiat en Ferrari), motoren en vliegtuigen.
Milaan: elektrotechniek, locomotieven, auto’s, scooters en motoren
Genua: scheepswerven.

Chemische industrie
De chemische industrie van Italië is een van de grootste ter wereld door de aanwezigheid van grondstoffen en havens waar geïmporteerde grondstoffen als aardolie, steenkool en fosfaat worden verwerkt.
Turijn: rubber en plastics (Pirelli-banden)
Milaan: petrochemie (Montedison).
Palermo: kunstmest vanwege de veeteelt.